Toen we in 2016 in Iran woonden, maakten we een reis naar Georgië en Armenië, twee prachtige landen. Tijdens onze terugreis mislukte de grensovergang van Armenië naar Iran: ik mocht het land niet binnen omdat mijn visum niet in orde was. Door het oponthoud aan de grens kregen we er een avontuur met vier Koreanen in de hoofdrol bovenop.
Die toestand was heel eenvoudig: met het visum dat ik had, kon ik Iran niet in. Het was een single entry visum en ik had het land al eens verlaten met hetzelfde visum. Ter plekke vroeg ik een nieuw visum aan. Het zou de volgende dag klaarliggen aan de grenspost. We vonden een plek om te slapen en melden ons ’s morgens aan bij de grenswachten. Moe en verveeld botste Sami op een Koreaan. Dat was een zeldzaam toeval. De Koreaanse man sprong een gat in de lucht, riep zijn drie kompanen erbij en met zijn gedrieën juichten ze: ‘Backpacker!’ ‘Backpacker!’ ‘Picture!’ Hop, Sami op de foto met drie Koreanen. De Iraanse veiligheidsdienst kwam tussen: ‘No pictures here!’ en de kwaad kijkende Iraniërs wezen de Koreanen terecht. Het Koreaanse geweld verontschuldigde zich maar het deed geen afbreuk aan hun blijdschap Sami te zien. ‘Wat doen jullie hier?’ vroeg ik. ‘Wereldreis! Onze slogan is: ‘Jump in new life!’, die sticker staat ook op onze bus. We zijn hier met onze Koreaanse bus en wachten al twee dagen om die ingeklaard te krijgen, binnen twee uur is het eindelijk zover, joepie!’ Ze dansten in het rond, als kleuters krijsten ze ‘Iran!’ ‘Iran!’ ‘Iran!’ Twee van de vier waren al twee jaar onderweg, een ongelooflijk avontuur dat
in Korea was begonnen. Met hun Hyundai-bus waren ze de Noordelijke Stille oceaan overgestoken, naar Zuid-Amerika en hadden daar een klein jaar rondgereden, helemaal tot aan New York. Terug met de boot over de Atlantische Oceaan, hup naar Europa (Duitsland, Italië, Portugal, Spanje). Ze hadden het oude continent bereden en daarna de straat van Gibraltar overgestoken naar Marokko. Rondgetoerd in Marokko, terug naar Europa gehobbeld, deze maal het oosten ervan – de Balkan, Turkije, Armenië, Georgië en uiteindelijk waren ze naar Iran gereden waar wij getuige waren van hun grensovergang naar Armenië. Volgende haltes voor de gekke bende waren: Oezbekistan, Turkmenistan, Japan en eindhalte Korea. Nog vijf maanden te gaan en dan zat het ongelooflijke avontuur erop. Iran was een hard land als het aankwam op persvrijheid en veiligheid voor journalisten. Echter, die zure realiteit ging aan de vier Koreanen volledig voorbij. Ze filmden de douanepost en interviewden de heren van het inklaringsbureau alsof ze filmpers in Cannes waren. Het personeel deed gretig mee, die vonden de vier Koreaanse mannen best wel grappig en het vormde een ontspannende ontsnapping in hun duffe douanebestaan. Na een uur kregen ze het felbegeerde papier: het Iraans paspoort voor hun bus. Door het dolle heen waren ze, ze konden het amper geloven! Twee dagen geleden hadden ze er 550 dollar voor betaald, dan verwacht je wel een inklaring. Hun wachten werd nóg mooier beloond want ze kregen twee backpackers gratis mee. ‘Het was te mooi om waar te zijn’, zag je ze denken. Alsof ze onzichtbaar waren, kwamen ze met alles weg. Vier brave Koreanen in een bus vormden voor het islamitische regime met een allergie voor documentairemakers blijkbaar geen enkele bedreiging. Kritisch zou hun documentaire alleszins niet worden, ze hadden geen flauw benul van politieke achtergronden, maatschappelijke hangijzers en regionale spanningen, laat staan van de donkere realiteit voor leden van de onbestaande vrije pers. Filmen maar. Daar een brommer, wat verder een rots, interview met Sami,
joelen van plezier! Het stond in de sterren geschreven dat onze Koreaanse vrienden waren gecharmeerd door Sami. Zij was van in haar jeugd gek op Japanners en Koreanen en had beide landen intensief bezocht. Het had te maken met Koreaanse series op de Iraanse televisie tijdens haar jeugd, de culturele afdeling van het regime censureerde die namelijk niet. Haar tien woorden Koreaans bevielen de Koreanen zo goed dat ze een liedje maakten voor Sami met hetzelfde refrein als hun andere liederen: ‘Sami!’ Sami!’ Sami!’ bulderden ze in koor terwijl ze foto’s van haar trokken. Van de weeromstuit haalde Inso – één van de vier musketiers – een klein apparaatje uit een doosje en legde zijn iPhone op het apparaatje. Het bleek een mini mobiel foto-afdrukapparaat te zijn. Er vloeiden papieren beelden uit, portretten die hij net van Sami had gemaakt. ‘Sami pretty!’ Sami pretty!’ was hun nieuwe hit.
Na een tijdje hadden de Koreaanse kindermannen honger. ‘Sami, you food? We hungry.’ We hadden nog enkele koekjes over die we hadden meegekregen in de Iraanse bus. Sami gaf hun elk een koekje. Ze keken ernaar alsof het fonkelende diamanten waren. De studieronde duurde een volledige minuut, ze draaiden het koekje in alle richtingen, lazen elke letter van de verpakking af en stootten ‘Oooh’, ‘Wuuuu’ en ‘Waaaaw’ uit. Inso ontdeed het koekje van zijn roze papier, zei: ‘I like this one’ en propte het in zijn mond. De kindergeesten waren gesust. In de stad Tabriz maakten we een pitstop en aten er in het bekende restaurant Berkeh, waar we een grote bezienswaardigheid waren. Het volledige personeel stond tot onze beschikking en we kregen op het einde korting op de rekening. De Koreanen wandelden als middeleeuwse edellieden langs alle tafels en groetten de aanwezige families. Als supersterren werden ze bekeken, kinderen vroegen om op de foto te mogen, ze deelden net geen handtekeningen uit. Sami vroeg aan de eigenaar van het restaurant waarom Iraniërs zo gek op Koreanen waren. De man moest er zelfs niet over nadenken: ‘In Iran hebben we veel Koreaanse spullen. Auto’s, technologie, zelfs series op TV. We hebben veel te danken aan die slimme Koreanen.’
De gekke bende zwierde ons af aan het busstation van Tabriz en we maakten met hen een afspraak om elkaar in Isfahan te zien. Sami had beslist om hen uit te nodigen in het ouderlijk huis, we wilden die gekke Koreanen delen met de andere gezinsleden. Drie dagen later verwelkomden we hen in het huis van Sami’s ouders. De avond was een succes. Gezellig, een fraai uitgedoste tafel en heerlijk eten en drinken. Ook de ouders van Sami hadden lol met hen. Op een gegeven moment stapten de vier Koreanen naar de mama en fêteerden haar uitgebreid. Voor de kennismaking met haar dochter, voor de uitnodiging op deze avond, voor de gezelligheid, voor het mooie moment. Na die uiterst gezellige avond lieten ze ons namelijk niet meer met rust, ze hadden het heel erg naar hun zin gehad en het was waar, we hadden hen overladen met vriendschap, lekker eten, bakken sfeer en een unieke inkijk in een Iraanse familie. De dagen nadien belde en sms’te de Koreaanse garde Sami vanuit Shiraz, we hadden hen immers verteld dat dit een prachtige stad was en dat ze in geen geval Persepolis mochten missen. We hadden hen wel eerst moeten uitleggen wat en wie Persepolis en Darius waren. Ze kwamen nog één keer terug naar Isfahan om afscheid te nemen. Een paar jaar later bezochten we één van de vier in Seoul. Het was een hartig weerzien waar we werden getrakteerd op de heerlijke Koreaanse keuken.